‘Een meisje in de Zuilenstraat kon écht niet’

Stadsleven bericht elke vrijdag over de bewoners van studentenhuis Zuilenstraat 13. Een serie over vijf jongens en vier meisjes die lid zijn van verschillende studentenverenigingen. Aflevering 8.

,,In 1953 ben ik hier komen studeren. Psychologie. Ik werd een UVSV-meisje. Ons jaarclubje heette Tokè, vernoemd naar een hagedisachtig beestje.

Waarom? Tja, uit meligheid, denk ik, zoals dat nu ook gaat. Met meisjes uit mijn jaarclub ging ik in een studentenhuis wonen.

Zuilenstraat 13 en 17 waren echte corpshuizen. Allemaal jongens. Ook nummer 13 was heel corporaal. Niet arrogant, maar heel aardig.

Als meisje werd je geacht om niet door de Zuilenstraat te lopen. Dat hoorde bij de studentenmores. Vonden we prima. De jongens waren bezig met zich maatschappelijk te manifesteren. Met de tradities en rituelen. Meisjes waren veel tuttiger. Je werd geacht een geschikte man te vinden.

Zo lagen de verhoudingen. Iedereen vond het prachtig. Je was student. Dat was echt iets bijzonders. Je hoorde erbij.

Ik herinner me Dikke Daan, jarenlang huisoudste in Zuilenstraat 13. Een echte gangmaker. Er was een grappig ritueel: eerstejaars moesten in de tuin, met hun kaalgeschoren koppen, dat was het lot van de eerstejaars, het gras knippen met nagelschaartjes. Daan – type eeuwige student – hield toezicht.

Mijn man ken ik uit mijn studententijd. Hij studeerde medicijnen en later psychiatrie. In 1964 gingen we naast nummer 13 wonen.  Het huis was groot en goedkoop.

Raar? Nee, niet echt. De tijden veranderden. Hoewel de democratiseringsbeweging aanvankelijk aan nummer 13 voorbijging, werd het er uiteindelijk losser. Er kwamen zelfs meisjes wonen.

Ze hielden er mooie feesten. Wij werden steevast uitgenodigd. Alles kon. Heel het huis werd verbouwd. Er waren boven overstromingen van bier, waardoor je beneden tot je enkels in het bier stond. Dat vond iedereen heel gewoon. Het kon allemaal.

Terwijl hiernaast de bewoners kwamen en gingen, en veel bij het oude bleef, werkten wij aan onze carrières. We kregen kinderen. Er is een periode geweest dat ze de tuin hiernaast gebruikten als hockeyveld. Soms deden onze zoons mee.

Het contact met de buren is altijd heel leuk geweest. Nu nog. Als ik vraag of ze een klusje willen doen, staan ze altijd klaar.

Soms komen ze aan de deur om een feestje aan te kondigen. Dan krijg ik kalmerende thee, oordopjes en een flesje wijn. Heel lief. Dan beloven ze dat het rustig aan zullen doen. Natuurlijk doen ze dat niet! Geeft niet. Dat hoort erbij.

Ik heb het gevoel dat ik zelf weinig ben veranderd, maar het lijkt of de bewoners elk jaar jonger worden. Ik heb inmiddels een kleindochter van 15  die al bijna net zo oud is als de eerstejaars! Er verandert dus toch wel íets. De buren komen goed terecht hoor. Zelfs Dikke Daan schopte het tot farmaceut.’’