Chesney Henry Baker, Jr. – beter bekend als Chet Baker – fenomeen, pretty face, trompettist, belangrijke vertegenwoordiger van de cool-jazzbeweging, legendarisch om zijn geraffineerde, melancholische en dromerige manier van spelen…
Nee, hij werd níet op 13 mei 1988 om drie ’s morgens dood gevonden op de stoep van het Prins Hendrik Hotel in Amsterdam, loodrecht onder zijn hotelraam, met een stilstaande bloedsomloop vol heroïne en cocaïne.
Hij lééft!
Hij woont aan de Oudegracht en deelt een pand met Explorama en het paar De Boer/ Lopuhaä, gewoon hier in Utrecht. Hij leeft een anoniem bestaan. Soms grijpt hij zijn trompet om – in stilte en alleen voor zichzelf – te onderzoeken of hij zijn skills nog niet is verloren.
Daar is zijn deurbel en daar is het naambordje: Chet Baker.
Ik zie hem al over de drempel stappen. Hoed op, baardje, trompet onder z’n arm. Hij kruipt stiekem op het open podium van Ceesplace. In de hoek zit een shagrokende indiaan. Aan één van de tafeltjes zitten vier Italiaanse meisjes. Eentje knikkebollend en de rest sjansend met de jonge gitarist.
Met de lokale talenten speelt Chet de meest waanzinnige improvisaties. Hij drinkt een biertje, geeft Cees een broederlijk klopje op de schouder en kerft met een roestige sleutel zijn naam in de muur van het toilet: CHET.
Eens aanbellen. Eric Hanse van Explorama doet open. Is Chet toevallig in de buurt? Nee, zegt Eric, Chet woont hier niet. Tuurlijk niet. Chet is dood. Helaas. Dat vervelende verhaal. Dat hotel in Amsterdam. De sprong. Of de val. Niemand weet het zeker. Het was tragisch. Dat zeker. We hadden een bel over, vertelt Eric. Die gaven we in 1998 aan Chet. Het is een eerbetoon.
Sommige mensen weten wel dat hij érgens op een stoep aan z’n eind is gekomen en denken dat dat best eens hier geweest zou kunnen zijn. Soms bellen ze aan om het verhaal te verifiëren. Er lag ook eens een briefje op de mat ‘Hi Chet, how are you’ met de groeten van Miles. Grapje van de apotheker in de Twijnstraat.
Er belde eens een chetfan aan. Ze had een cd’tje in haar hand met Chetmuziek, waarvan ze zeker wist dat niemand het kende. Het was een zeldzame collectie liedjes met een zíngende Chet. Dat is bijzonder, want Chet zong nooit. Ze overhandigde het als een cadeautje en verdween, nog voordat Eric bedankt kon zeggen.
De muziek op de cd is prachtig, vindt Eric. En inderdaad, hij kende het niet. Zo nu en dan draait hij schijfje. Chet zingt. Dan denkt hij aan Chet, zijn muziek en zijn tragische einde. Maar hij denkt ook aan de dame van de cd – wie was ze? – en bedankt haar, elke keer weer.