Imagine John Lennon still alive
RUBRIEK: Rot

Het is 8 december 1980. Vijf uur ‘s middags. Het is een zeldzaam warme decemberdag. Zoals elke dag staat voor het Dakotagebouw in New York een horde fans te wachten op John Lennon.

Tussen de fans staat de 25-jarige Mark Chapman. ‘Ik kom helemaal uit Hawaii om híer een handtekening op te krijgen,’ vertelt hij één van de fans, terwijl hij knikt naar het exemplaar van het album Double Fantasy dat hij met zijn linkerhand omhoog houdt. Hij heeft de plaat vanmorgen gekocht.

De fan – niet bepaald onder de indruk, want iederéén komt hier voor en handtekening – zegt niets terug. Chapman begint wezenloos te bladeren in the Catcher in the Rye van J.D. Salinger. Hij heeft ook het boek vanmorgen gekocht. Het is namelijk een speciale dag vandaag.

Het is de dag dat hij John Lennon zal vermoorden.

Wat Chapman de fan niet vertelt, is dat hij op het dressoir van zijn hotelkamer de bijbel heeft opengeslagen op de pagina met daarop the gospel according to St. John. Verder verzwijgt hij dat hij John Lennon een ‘phony’ vindt en dat hij een .38 kaliber pistool in zijn jaszak heeft zitten.

Dan komt John Lennon naar buiten. Een krabbeltje hier. Een grapje daar. Even lachen voor de foto. Chapman overhandigt zijn exemplaar van Double Fantasy en Lennon zet er een handtekening op. ‘Is this all you want,’ vraagt hij Chapman. Chapman knikt. Lennon stapt in de limousine die klaarstaat en rijdt naar de Record Plant Studio.

Daar werkt hij aan ‘Walking on thin ice’, een liedje van Yoko Ono dat moet verschijnen op de nieuwe plaat Milk And Honey’. Het zou zomaar een single kunnen worden, vindt Lennon die die dag de keyboard- en gitaarpartijen inspeelt.

Rond 22.50 uur rijdt de limousine weer voor. Alle fans zijn weg, behalve Mark Chapman die een plekje in de schaduw heeft gevonden. Ono stapt uit, gevolgd door Lennon die haar op een meter of acht volgt. Beiden zijn hongerig, maar tevreden na deze productieve dag. Lennon ziet Chapman niet en passeert hem.

‘Mister Lennon,’ roept Chapman. Zijn hand zit in zijn jaszak. In zijn zak houdt hij het .38 kaliber pistool stevig vast.

Voordat Lennon zich kan omdraaien, trekt Chapman zijn pistool niet. Hij richt het wapen niet op de weerloze rug. Conciërge Jay Hastings hoort géén vijf schoten. Hij ziet Lennon niet binnenstrompelen met bloed gutsend uit zijn mond en borstkas. Hij hoort Yoko Ono niet schreeuwen. En hij ziet niet hoe Lennon de tapes laat vallen en hoe hij met zijn eigen gezicht zijn bril vermorzelt…

‘Mister Lennon!’ In zijn hoofd hoort Chapman ‘the phony must die, says the catcher in the rye’ en ‘imagine John Lennon die’. Dat heeft hij wel vaker. John Lennon draait zich om, tapes in zijn hand. ‘Yeah?’ Chapman bevriest. Hand in zijn zak. Pistool in zijn hand.

‘Can I help you?’, zegt Lennon. Chapman durft Lennon niet aan te kijken. ‘Hello?’ Chapman draait zich om en loopt weg. Lennon haalt zijn schouders op, wandelt naar binnen en zegt – zoals altijd – ‘bonsoir Jay’ tegen te conciërge. ‘Hello mister Lennon.’

Die volgende dag keert Lennon weer terug naar de studio. De maanden die volgen wordt de plaat Double Fantasy geen groot succes. Just like starting over, Woman en Watching the Wheels scoren redelijk. In interviews verklaart Lennon niet onder de indruk te zijn van de kritiek op zijn  werk.

De volgende plaat Milk And Honey scoort beter in de wereldwijde hitlijsten. Vooral dankzij liedjes als Nobody Told Me, Free as a bird en Real Love. Lennon gaat op wereldtournee die hij start in London en voltooit op Madison Square Garden in NewYork.

De tijd van de new wave breekt aan. Lennons twee meest recente platen, veelal gevuld met zoetsappige familieperikelen, spreken minder tot de verbeelding dan de zwarte omrande mompelpop waar de jeugd behoefte aan heeft.

Zelf heeft Lennon daar geen problemen mee. Volgens hem zijn het platen voor zijn generatiegenoten. Hij vermaakt zich verder prima in de jaren tachtig. Zo nu en dan werkt hij samen met vrienden. Hij schrijft de liedjes The other side up en The national health cow voor Ringo Starr. Ook is hij zo nu en dan in verschillende studio’s te vinden om gitaarpartijen in te spelen of koortjes in de zingen voor David Bowie, Mick Jagger, Elton John en George Harrison.

Op Band Aid in 1984 geeft hij een twee uur durend optreden in een driedelig pak. Hij wordt achter de schermen veelvuldig gesignaleerd met Paul McCartney, maar tot een reünie op het podium komt het niet, tot teleurstelling van de fans.

Niettemin heeft Lennon er duidelijk zin in. Hij speelt vooral solowerk, een cover van Bob Dylan (Masters of war) en een handvol rock ’n rollklassiekers. Hij sluit af met Imagine, nadat hij het speciaal voor Band Aid geschreven liedje Two day fly heeft laten horen, waarbij hij zichzelf begeleidt op de banjo. Het gaat over een jochie in een Afrikaans dorpje, maar sommige critici horen er een satire in op de carrière van Bob Geldof. Het leidt tot een kleine controverse.

Na Band Aid en de tournee stort hij zich vooral op het schrijven en tekenen. Eerst een kinderboek, dan politieke pamfletten die hij opstuurt naar verschillende tijdschriften. In 1985 wordt hij door hoofdredacteur William Shawn van the New Yorker gevraagd om wekelijks een kort verhaal te schrijven dat hij zelf van illustraties mag voorzien.

Hij vult de rubriek ‘Lennon, in his own write’ met fictie en absurdistische tekeningen waarin hij niet zelden de actualiteit becommentarieert. Veelvuldig laat hij de hoofdpersonen uit zijn stukjes lijken op de politici en opiniemakers die de actualiteit domineren.

Zo doet het regelmatig terugkerende personage Mr. Peebles the tromboneplayer wel heel erg denken aan president Reagon. Deng Xiaopeng wordt in de verhalen verbeeld als een hondje, balancerend op een strandbal. En premier Thatcher is toverkol Maggy Erlenmeyer die het ene na het andere toverbrouwsel haar onderdanen loslaat.

Verder krijgen de handelaren op Wallstreet (‘Greedstreet’) er regelmatig van langs, spreekt hij zijn bewondering uit voor Michael Jackson, verklaart hij zich solidair met de homo-emancipatiebeweging en schetst hij, tijdens de opkomst van de personal computer, een toekomst waarin zelfdenkende machines de wereld besturen.

Voorjaar van 1988. George Harrison aan de telefoon. Hij heeft een voorstel. Hij legt uit hoe de b-kant voor zijn nieuwe single This is love is uitgemond in een samenwerking met Jeff Lynne, Bob Dylan, Tom Petty en Roy Orbison.

‘We willen een plaat opnemen,’ zegt Harrison. ‘Doe je ook mee?’ Lennon zucht: ‘I don’t know George.’ Harrison: ‘Ik wil je er graag bij hebben. Lekker met z’n allen in een schuur zitten ofzo. Geen pretenties. Geen verplichtingen. Gewoon lachen.’ Hij zet het liedje Handle with care aan. Door de hoorn van de telefoon komt de stem van Roy Orbison binnen bij John Lennon. ‘Dit liedje hebben we al opgenomen,’ zegt Harrison. ‘Great song,’ zegt Lennon. ‘Orbison?’ Zeker, zegt Harrison. ‘En Bob doet ook mee?’ vraagt Lennon. ‘Uhuh,’ bevestigt Harrison. ‘We noemen onszelf the Traveling Wilburys. We zijn een soort familie. Ik ben Nelson Wilbury. Bob is Lucky Wilbury. We zoeken nog een lelijk neefje en moesten meteen aan jou denken.’ Lennon lacht en vraagt wanneer en waar ze de plaat opnemen. ‘Begin mei, in de studio van Dave Stewart in LA.’ Lennon: ‘Count me in.’ Harrison: ‘Bring a guitar.’ ‘Okee, en weet je,’ zegt Lennon. ‘Tom Petty is het lelijke neefje. Ik ben just the fool.’

Begin mei voegt Lennon zich als Winston ‘Leg-Thigh’ Wilbury bij Nelson, Lucky, Otis (Lynne), Lefty (Orbison) en Charlie T. jr. (Petty) in de studio. De familie is compleet, de sfeer is ongedwongen en creatief.

Gedurende de tien dagen durende sessie buigt Lennon zich met Orbison over Not alone any more en schrijft er een refrein bij dat hij zelf voor zijn rekening neemt. Hij bemoeit zich met Dylans Congratulations. En hij levert een ruwe versie van het lied Keep off the grass dat door Harrison wordt versleuteld tot een melig walsje.

Tokkelend op zijn gitaar tijdens één van de nachtelijke sparringsessies inspireert een melodietje van Lennon Lynne en Petty tot het lied Don’t walk the sauce. Lennon zelf voegt samen met Dylan een couplet en het refrein toe, waarna Orbison de leadzang voor zijn rekening neemt. Het lied wordt een nog grotere hit dan Handle with care.

In december van dat jaar sterft Roy Orbison plotseling na een hartaanval. De Wilburys besluiten het project op aandringen van Lennon geen vervolg te geven. Wel gaan de Wilburys op wereldtournee. Orbison zelf zingt vanaf de band mee. Voor op het podium staat een schommelstoel met zijn gitaar erop.

Gedurende de jaren negentig laat John Lennon op muzikaal vlak weinig van zich horen. In 1992 staakt hij zijn werkzaamheden bij de New Yorker, omdat hij ‘nieuwe avonturen wil beleven’. Het blijft evenwel een paar jaar stil rond zijn persoon.

Het duurt tot 1998, voordat er eindelijk weer nieuw werk verschijnt; twee albums in één jaar tijd. De eerste is een plaat vol kale liedjes met alleen Lennon op een akoestische gitaar. De teksten zijn verhalend en de muziek klinkt melodieus en soms kinderlijk.

De tweede cd doet aan niets denken dat hij eerder heeft gemaakt. Wel is het toegankelijk, met country, grunge en reggae-invloeden. Te horen zijn de zang van John Lennon, een bas- en een elektrische gitaar en drums.

Hoewel de cd’s gematigd positief worden ontvangen, vertelt Lennon in een interview dat hij nog nooit zo trots is geweest op een album. Hij doelt op de tweede cd en onthult dat zijn zoons Sean en Julian zijn medemuzikanten zijn. Het Lennontrio haakt regelmatig als voorprogramma aan bij de wereldtournee van Radiohead.

Lennon wordt door Thom Yorke gevraagd om de volgende plaat van Radiohead te produceren. Gedurende de jaren die volgen, is hij een veelgevraagd producer. Hij experimenteert veel met elektronische muziek, overigens zonder ooit zelf onder eigen naam een elektronische plaat op te nemen.

11 sept 2001, dertig jaar na de release van de plaat Imagine wordt de wereld geconfronteerd met terreuraanslagen in New York. John Lennon is geschokt. In interviews verklaart hij dat de boodschap van Imagine kennelijk nog altijd actueel is, dat hij geen hekel aan moslims heeft, maar dat religie – net als wel meer dingen – in staat is het slechtste in mensen naar boven te halen.

Of begin jaren zeventig niet de naïefste periode uit zijn leven is geweest, willen veel journalisten weten. Lennon zucht: ‘Luister, ik was net dertig jaar oud. Met de Beatles hadden we meerdere keren de wereld veroverd. Mensen hebben onze platen verbrand. Er waren altijd huilende meisjes. Yoko werd verketterd. Het was waanzin. We zijn bejubeld, soms beschimpt en bedreigd. Regeringsleiders hadden een mening over ons. Kortom, we ráákten mensen. Ik kon invloed uitoefenen. Noem het naïef, maar ik vond én vind vrede wel een aardig thema. En vrijheid. En broederschap. Toen schreef ik Imagine. Vraag me niet om iets slims te zeggen over de aanslagen. Imagine was uiteindelijk just a song, you know.’

Op 29 november 2002, een jaar na de dood van George Harrison, staat Lennon op het podium in the Royal Albert Hall. Ravi Shankar is erbij. Net als Paul McCartney, Ringo Starr en Eric Clapton. Het is het concert for George.

Lennon, McCartney en Ringo spelen Free as a bird. Tijdens het refrein springt een videoscherm aan waarop George te zien en te horen is. Hij oogt verzwakt, maar hij lacht. Hij tokkelt mee op de ukelele en neuriet mee. Dichterbij een reünie zijn de Beatles nooit geweest. En dichterbij zullen ze nooit komen. George sluit het liedje af met een ukelelesolo, waarna het scherm zwart wordt en in witte letters ‘It’s all in the mind y’know, George Harrison 1943 – 2001’ verschijnt. Het nummer wordt wederom een hit.

Het blijkt dat Lennon Harrison tijdens zijn ziekbed, enkele maanden voor zijn dood heeft opgezocht om de opnames te maken.

Na het concert stappen de drie overgebleven Beatles het podium op. Ze worden vergezeld door Steve Jobs. Dat is verrassend, omdat Apple Corps – het bedrijf dat the Beatles in 1968 hebben opgericht – en Apple Computer van de eigenwijze Steve Jobs al jaren in een juridische strijd verwikkeld zijn.

Alle vier hebben ze een appel in hun handen. Ideetje van John Lennon. ‘One more thing…’ zegt Jobs. ‘We’re going to sell apples…’ zegt McCartney. Lennon: ‘Apples against cancer,’ waarop Ringo uitlegt dat ze in alle hoofdsteden van de wereld appels gaan verkopen in speciale, tijdelijke Appelwinkels en dat de opbrengst wordt gedoneerd aan de kankerbestrijding.

Gedurende de twee weken die volgen, openen wereldwijd bijna 300 winkels hun deuren. Voor ongeveer één dollar of één euro per stuk gaan de appels over de toonbank. Vaak betalen mensen vrijwillig een tientje. Of meer. Ondernemers halen overal het nieuws, omdat ze soms duizenden, tienduizenden dollars betalen voor één appel.

In Liverpool duikt Lennon op om met kinderen op straat te zingen en appels te verkopen. Wereldwijd ontstaan initiatieven van jongeren, variërend van appelverkoop op straat, tot sponsorlopen en deur-tot-deurverkoop.

De twee bedrijven lossen hun juridische conflicten op en in 2003 is iTunes een feit. De eerste week is alleen Beatlesmuziek te kopen in de digitale winkel. Wederom gaat de opbrengst naar de kankerbestrijding. Weer een jaar later moet Jobs onder het mes om verlost te worden van een zeldzame vorm van alvleesklierkanker. Hij overleeft de ziekte.

Zomer 2011. John Lennon zit thuis en heeft een ouderwetse plaat opgezet. Buddy Holly. Lennon zingt mee: ‘That’ll be the da-a-ay…’ In zijn boekenkast staat een exemplaar van the Catcher in the Rye van J.D. Salinger. Lennon trof het boek dertig jaar eerder op 9 december vroeg in de ochtend aan in zijn brievenbus.

Er staat op de binnenkant van de kaft geschreven: ‘This is my statement’ en het is gesigneerd door Holden Caulfield. Lennon heeft nooit begrepen waarom dat boek in zijn brievenbus lag, wie de afzender is en welk statement wordt bedoeld. Ook weet hij niet dat ene Mark Chapman uit Hawaii zichzelf op 8 december om 23.15 uur, zittend op de rand van zijn hotelbed, door zijn rechterslaap heeft geschoten.

RUBRIEK: Rot