Illegaal en mishandeld: Ik kan nergens terecht

De Marokkaanse Samira (32) was uitgehuwelijkt en werd daarna geslagen door haar man, net als haar kinderen. Mirjam (48) uit Leidschendam heeft hen twee weken in huis genomen. Want voor mishandelde vrouwen die illegaal in Nederland zijn, is nauwelijks opvang beschikbaar als ze hun man willen verlaten.

Ze was de klappen beu en al jaren wilde Samira haar man verlaten. Ze kon niet meer verdragen dat hij haar, haar dochtertje (5) en zoontje (bijna 3) sloeg. “Toen ze durfde weg te lopen met haar kinderen, kon geen instantie haar helpen omdat ze geen verblijfsvergunning heeft. Ze kon geen kant op”, zegt Mirjam (48) uit Leidschendam.

Vanaf het moment dat Samira bij haar man wegliep, drie maanden geleden, werd ze van de ene naar de andere opvang gestuurd. “Totdat ze naar de Pauluskerk in Rotterdam moest. Dat is een nachtopvang voor drugsverslaafden”, zegt Mirjam verontwaardigd. Ze besloot het drietal daarom in huis te nemen. Samira zit naast haar op de bank, met tranen in haar ogen.

Eigenlijk ging het twaalf jaar geleden al fout. Samira’s vader, die al 35 jaar in Nederland werkte, besloot dat het tijd was om zijn gezin over te laten komen. Voor zijn vrouw, drie zoons en drie van zijn dochters was het vrij eenvoudig om een verblijfsvergunning te krijgen. Voor Samira, toen 20, lag dat anders omdat ze meerderjarig was. Een poging om als student naar Nederland te komen strandde. Dus nam haar vader haar illegaal mee.

Toen het negenkoppige gezin was neergestreken in een driekamerwoning in Rotterdam, vulde Samira haar dagen met schoonmaken en koken. “Ik mocht van mijn vader niet eens de deur uit om boodschappen te doen. Hij is een erg dominante en strenge man. Ik gehoorzaamde.” Het gevolg was dat ze geïsoleerd raakte en Nederland vreemd bleef voor haar.

Haar vader huwelijkte Samira al snel uit om haar aan een verblijfsvergunning te helpen. “Of er sprake was van liefde? Je kan het beter wederzijds respect noemen”, zegt ze. Na een jaar werd ze door haar schoonmoeder, ‘een andere dominante factor in de islamitische cultuur’, bestempeld als ‘niet goed genoeg voor haar zoon’. “Dus moest ik weer naar mijn vader.”

Die was daar niet blij mee. Hij vond Samira ‘een slechte vrouw, schuldig aan het mislukte huwelijk’. Drie jaar lang zat ze thuis, totdat haar vader een nieuwe huwelijkskandidaat vond. Samira was 25 jaar, hij bijna dertig jaar ouder en weduwnaar met negen kinderen. “De gedachte van mijn vader was dat ik mooi voor die kinderen kon zorgen en dat ik dankzij dat huwelijk een verblijfsvergunning zou krijgen.”

Dat liep anders. Haar echtgenoot was van de oude stempel: zeer dominant. Na een maand kreeg ze de eerste klappen. “Hij had geen werk en was gokverslaafd. Ik moest geld voor hem regelen. Daarvoor moest ik naar mijn vader, want zonder papieren kom je niet voor een baan of uitkering in aanmerking. Gelukkig gaf mijn vader me soms wat geld.”

De rechter wees een aanvraag voor een verblijfsvergunning af omdat Samira’s man geen werk had. Hij zocht volgens Samira bewust niet naar werk, net zoals hij de post achterhield, ‘om me onder de duim te houden’. Samira ontdekte dat zijn eerste vrouw was weggelopen. “Dat was voor haar makkelijker omdat zij wél een verblijfsvergunning had.” Zij overleed kort daarna aan een ongeneeslijke ziekte. Een vrouw die wegloopt, dat zou hem niet nog eens overkomen. “Hij vond het wel best dat ik helemaal van hem afhankelijk was.”

Samen kregen ze twee kinderen, een jongen en een meisje. Ook zij werden volgens Samira door hun vader geslagen. “Hij verwaarloosde zijn gezin. Niemand kreeg aandacht, kleding of eten. Een zoon uit zijn eerdere huwelijk, toen 15, hing tot ‘s avonds laat op straat rond. Die is in de criminaliteit beland. Wat verwacht je anders als je vader je niet ziet staan?”

Ongeveer een jaar geleden ontmoette ze Mirjam. De Leidschendamse gaf toen Nederlandse les aan allochtonen in Rotterdam, ook aan Samira. Zij kon die lessen volgen omdat die op dezelfde school werden gegeven als waar haar oudste kind heenging.

“Veel Turkse en Marokkaanse vrouwen vertelden me over mishandelingen en onderdrukking en over de onmacht om weg te gaan”, zegt Mirjam. Ze weten vaak niets van Nederland. Waar moeten ze heen? Bovendien, áls ze al durven weg te lopen, dan nog is het moeilijk, want dat betekent dat deze vrouwen zich niet meer kunnen vertonen bij de familie.” Samira bevestigt dat: “Mijn man vermoordt me als hij ontdekt waar ik ben.”

Drie maanden geleden besloot Samira toch weg te lopen. Na vele hulpkreten bij de politie, GGD en de gemeente Rotterdam werd haar beloofd dat er opvang voor haar en haar kroost zou worden geregeld. “Toen ze de verhalen hoorden, zeiden ze dat ze, als ik mijn man niet zou verlaten, mijn kinderen zouden weghalen om ze onder toezicht van de Kinderbescherming te plaatsen. Omdat mijn familie mij niet wil helpen, zou er opvang worden geregeld.”

Maar dat viel tegen. Geen enkele welzijnsorganisatie kon Samira helpen omdat ze geen verblijfsvergunning heeft. “Daar is geen subsidie voor”, zucht Mirjam. Vanaf het moment dat ze Samira en haar kinderen in huis had, heeft ze constant overlegd met welzijnsorganisaties. “Het is toch te gek dat ík dit moet regelen?”

Uiteindelijk heeft de politie voor tijdelijke opvang gezorgd. Samira wil niet zeggen waar dat is, uit angst voor haar man. Een structurele oplossing, totdat Samira uitsluitsel heeft over een verblijfsvergunning, is nog niet voorhanden. Daar wacht ze nu op. Vol vrees. Want als de vergunning uitblijft, moet ze terug naar Marokko. Een land waar ze, ondanks twaalf soms helse jaren in Nederland, niets meer te zoeken heeft.

Uit privacy-overwegingen zijn de namen van de betrokkenen gefingeerd.